Huidige toestand
De kazerne ging over in de handen van de gemeente Nijmegen en wordt sindsdien verhuurd aan het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers. Die gebruikt sinds 1994 de kazerne als asielzoekerscentrum (AZC) met een capaciteit voor 325 bewoners. De legeringsgebouwen zijn daartoe aangepast en inwendig flink gewijzigd, op iedere verdieping zijn er twee keukens waar de bewoners voor zichzelf kunnen koken. Het achterste deel van de kazerne met een legeringsgebouw en de voormalige officiersmess huisvest basisschool 'De Muze', waar ook de kinderen van de asielzoekers naar school kunnen.
Het Militair Hospitaal dat in vroeger dagen een afgescheiden deel uitmaakte van de kazerne, werd in 1992 gesloopt. Enkele kleinere gebouwen die onderdeel waren van het hospitaal, zoals de portierswoning en het achthoekige lage gebouwtje dat later 'radiogebouwtje' genoemd werd, zijn herbestemd. De plaats waar het hospitaal stond is nu een bos waar honden kunnen worden uitgelaten en gespeeld.
Geschiedenis
Het Koninklijk Nederlands Indisch Leger gebruikte in de negentiende eeuw het Koloniaal Werfdepot in Harderwijk voor werving en opleiding. De mannen die hierop afkwamen waren veelal van laag niveau, zowel geestelijk als lichamelijk. Harderwijk kreeg door hun drankmisbruik en hoererij de reputatie van 'gootgat van Europa', het waren niet alleen Nederlanders die tekenden voor Indië. Met de oprichting in 1890 van de Koloniale Reserve wilde men een nieuwe start maken in een andere plaats: Nijmegen. Hier moesten alle activiteiten van het KNIL in Nederland op den duur ondergebracht worden.
Plattegrond: Nederlands Instituut voor Militaire Historie.
|
|
Terwijl Harderwijk nog niet dicht was, pas in 1909 vertrokken hier de laatste militairen, werden in Nijmegen twee kazernes in gebruik genomen. Deze voldeden allang niet meer aan de zwaardere eisen die aan kazernes gesteld werden. In 1909 werd daarom aangevangen met de bouw van de Prins Hendrikkazerne, die in 1911 voltooid werd. Prins Hendrik zelf legde in 1910 de eerste steen. Er verrees niet alleen een kazerne, tegelijkertijd werd ernaast het Militair Hospitaal opgetrokken in dezelfde bouwstijl naar een ontwerp door de architect van de kazerne Jan Limburg. Het had een eigen ontsluiting aan de Postweg. Aan nazorg voor teruggekeerde militairen was altijd al aandacht besteed, maar die werd steeds belangrijker. In Zutphen was een militair hospitaal voor soldaten uit Indië, dat met de opening in 1912 van het nieuwe hospitaal in Nijmegen gesloten werd. Nu waren bijna alle activiteiten van de Koloniale Reserve in Nijmegen ondergebracht: werving en selectie, opleiding, de verzorging van uitzending en afhandeling van de teruggekeerden en gezondheidszorg voor zieken en gewonden. De verzorging van gehandicapten vond plaats op Bronbeek bij Arnhem.De beroerde reputatie van de soldaten werd aangepakt door een strengere selectie, betere disciplinering en verbeterde opleidingen. De Koloniale Reserve wilde en zou uitgroeien tot een keurkorps.
In het burgerleven van Nijmegen speelde de kazerne lange tijd een belangrijke rol, zij wordt beschouwd als de bakermat van de Nijmeegse Vierdaagse. Marcheren was voor de Koloniale Reserve een belangrijk middel tot selectie en training van uithoudingsvermogen, maar ook als propagandistisch middel. Men deed mee aan allerlei marsen en stelde in 1912 legeringsruimte beschikbaar als logies voor de deelnemers aan een vierdaags wandelevenement dat Nijmegen aandeed. Dit was de oorsprong van de Nijmeegse Vierdaagse en de kazerne was lange tijd hoofdkwartier, start- en eindpunt van de mars. Veel typische Vierdaagse elementen, zoals de Vlaggenparade en het Blarenbal na afloop, vonden hier hun oorsprong. Vanwege de steeds grotere hoeveelheid deelnemers was de kazerne al snel te klein en werd in 1926 een tentenkamp ingericht op het naastgelegen Molenveld, dat tot het terrein van de Infanteriekazernes behoorde.
De Tweede Wereldoorlog wierp zijn schaduw vooruit en in 1938 werd de Koloniale Reserve naar Aalsmeer gedirigeerd, hoewel de opleidingen in Nijmegen bleven. Vanwege het opleidingskarakter namen er geen troepen van de Koloniale Reserve deel aan gevechtshandelingen in mei 1940. Met de capitulatie kwam feitelijk een einde aan de Koloniale Reserve.
Na de Tweede Wereldoorlog veranderde de rol van de kazerne naar terugkeercentrum. Het KNIL werd na het onafhankelijk worden van Indonesië opgeheven. Voor de afhandeling van de zaken en demobilisatie van haar militairen die niet in Nederland opgenomen werden in de krijgsmacht, werd het KNIL-centrum Nederland opgericht. Zo'n 12.000 man passeerden het afwikkelingsbureau dat op 14 maart 1951 met het strijken van de KNIL-vlag officieel gesloten werd. Tot in 1953 werden er nog koloniaal-militaire zaken afgehandeld, daarna ging de kazerne over in de handen van de Luchtmacht. De geschiedenis van 1953 tot 1994 wordt bij de LIMOS-kazerne behandeld.
Met de komst van het AZC in 1994 werd de kazerne uit de LIMOS gehaald en werd als apart complex gebruikt. Niet alle gebouwen op het terrein werden door het AZC in gebruik genomen, een tweetal werd in gebruik genomen door een basisschool. De legeringsgebouwen werden aangepast aan de huisvesting van asielzoekers. Het naastgelegen Militair Hospitaal werd nog in de defensieperiode gesloopt. Twee gebouwen die oorspronkelijk bij het hospitaal hoorden zijn herbestemd: de vroegere portierswoning en het voormalige keukengebouw, dat als 'radiogebouwtje' bekend stond.
De naamgever
|
|
Heinrich Wladimir Albrecht Ernst von Mecklenburg-Schwerin werd geboren op 19 april 1877 te Schwerin (D). Hij volgde het gymnasium, maakte vervolgens enkele verre reizen waarna hij een militaire carrière begon en bereikte de rang van eerste luitenant bij het gardebataljon jagers in Potsdam. Hij verloofde zich op 16 oktober 1900 met Wilhelmina, die toen al koningin der Nederlanden was. Het huwelijk volgde een kleine vier maanden later op 7 februari 1901. Dit huwelijk werd als slecht gekenschetst. Prins Hendrik, Prins der Nederlanden zoals hij zich mocht noemen, was in tegenstelling tot zijn strenge en plichtgetrouwe vrouw een levensgenieter, een goedmoedige en wat boertige man.
Hij bekleedde diverse erefuncties in het leger en bij de vloot en had een zetel in de Raad van State, maar werd door Wilhelmina overal buitengehouden. Hendrik klaagde over 'meedoen voor spek en bonen'. Op een ander terrein deed hij wel degelijk mee; in Den Haag en omstreken waren zijn buitenechtelijke escapades waarbij ook kinderen verwekt werden stof voor verhalen, die nog lang na zijn dood verteld werden.
Hendrik hield van een frivole levensstijl maar had ook een moeizame omgang met geld waarvan hij altijd te weinig leek te hebben. Hij had grote belangstelling voor het sociale en economische leven in Nederland. Hij zorgde voor een fusie van de twee padvindersverenigingen en was voorzitter van het Nederlands Rode Kruis. Aan het eind van zijn leven leed hij aan reuma en werd te dik. Op 58 jarige leeftijd overleed hij in Den Haag op 3 juli 1934 aan de gevolgen van een hartinfarct.
Overig
De Prins Hendrikkazerne is, evenals het Militair Hospitaal, gebouwd naar een ontwerp van de burgerarchitect Jan Limburg in de stijl van het rationalisme. De kazerne vormt een opvallende uitzondering in de Nederlandse kazernebouw door zowel zijn plattegrond als zijn bouwstijl.
De kazerne is de eerste in Nederland die gereed kwam met een opzet volgens het paviljoensysteem. Van een goede uitwerking van dit systeem met functiescheidingen in gespecialiseerde gebouwen is grotendeels wel, maar van een goede plattegrond is geen sprake. Dit als gevolg van het kleine en parallellogramvormige kavel met een (te) hoge bouwdichtheid, zie bovenstaande plattegrond. Er is geen apart wachtgebouw zoals bij de andere kazernes volgens dit systeem, die niet veel later opgeleverd werden. Het hoofdgebouw schermt de achtergelegen gebouwen af en maakt eromheen lopen noodzakelijk, ondanks de monumentale toegangspoort van het gebouw. Er kon geëxerceerd worden op de kazerne, maar het schijnt dat het naastgelegen Molenveld hiervoor ook werd gebruikt.
De toegepaste bouwstijl, waarin de invloed van Berlage te herkennen valt, is bij geen enkele andere kazerne voor het gehele complex gebruikt, hooguit enkele gebouwen of details. De architect Willem Dudok, die zijn carrière aanving bij de genie en zich mengde in de discussie in de beginjaren van de twintigste eeuw hoe een kazerne vorm moest worden gegeven, beschouwde de Prins Hendrikkazerne als een 'rationele moderne kunstuiting in de militaire bouwkunst'. Dudok wilde naast paviljoenbouw een of meerdere kazernegebouwen die krachtig domineerden en het geheel beheersten. Het hoofdgebouw van de Prins Hendrikkazerne met zijn hoge en haast Byzantijns aandoende toren doet dat, maar praktisch had het geen waarde. De kazerne was en bleef een uitzondering. De kazerne was een opleidingskazerne, maar was voor een parate eenheid die, zeker na de Tweede Wereldoorlog, een grote hoeveelheid voertuigen bezat niet echt geschikt.
Het hoofdgebouw, de vroegere kantine voor het burgerpersoneel en de vier toegangspoorten hebben de status van rijksmonument.
|